Vijf Biologische Wetten
Ijzeren wet van kanker
Twee fasen
Tumoren
Microben
De kwintessens
Normotonie, sympathicotonie en vagotonie zijn termen die betrekking hebben op het autonome zenuwstelsel, dat de vegetatieve functies aanstuurt, zoals zweten, ademhaling, spijsvertering, uitscheiding, vernauwing van bloedvaten en de hartslag.
Normotonie duidt op een gebalanceerd dag-nachtritme waarbij sympathicotonie wordt afgewisseld met vagotonie. Gedurende de dag verkeert het organisme in een normale sympathicotone staat van stress (“vecht of vlucht”), tijdens de slaap in een normale vagotonische rusttoestand (“rust en verteer”). De sympathicotone fase duurt ruwweg van 4.00 uur ‘s morgens tot 20.00 uur’ s nachts.
De Tweede Biologische Wet laat zien dat elk Biologisch Speciaalprogramma verloopt volgens dit tweefasige patroon. Binnen de GNM is de omslag van het vegetatieve ritme dan ook een belangrijk diagnostisch criterium, om vast te kunnen stellen of een persoon zich in de conflictactieve fase of in de helingsfase bevindt.
DE CONFLICTACTIEVE FASE (CA-Fase)
Wanneer het DHS optreedt wordt het normale dag-nachtritme onmiddellijk onderbroken en schakelt het autonome zenuwstelsel over naar een verlengde sympathicotonie en een langdurige staat van stress, met zenuwachtige rusteloosheid, een snelle hartslag, verhoogde bloeddruk, trage spijsvertering, frequent urineren en weinig eetlust. Omdat de bloedvaten tijdens die stressfase vernauwen, zijn typische tekenen van conflictactiviteit koude handen, koud zweet en rillingen. Daarom noemen we de conflictactieve fase ook de KOUDE fase.
De PSYCHE bevindt zich tijdens de CA-FASE in een dwangmatige denkwijze. Het constante peinzen en kwijnen over het conflict veroorzaakt slaapstoornissen (snel wakker worden na in slaap vallen, meestal rond 3 uur in de ochtend). De extra wakkere uren en de volledige focus op het conflict dienen het zinvolle doel om zo snel mogelijk een oplossing te vinden voor het conflict.
De psyche, de hersenen en het bijbehorende orgaan zijn drie uitingen van ÉÉN uniform geheel, dat altijd in synchroniciteit werkt.
HERSENNIVEAU: Het Biologische Speciaalprogramma wordt aangestuurd vanuit het hersenrelais dat overeenkomt met het specifieke conflict en met het correlerende orgaan.
Tijdens de conflictactieve fase blijft de scherpe ringconfiguratie van de Hamerse Haard (HH) ongewijzigd.
ORGAANNIVEAU: In overeenstemming met de psyche en het autonome zenuwstelsel reageert het conflictgerelateerde orgaan met fysieke veranderingen die het biologische doel dienen om de functie van het orgaan te verbeteren, zodat het individu beter in staat is om het hoofd te bieden aan het conflict
Als er meer weefsel nodig is om een conflictoplossing mogelijk te maken genereert het overeenkomstige orgaan meer cellen tijdens de conflictactieve fase. Dit proces is van toepassing op alle organen en weefsels die worden aangestuurd vanuit de hersenstam en de kleine hersenen, zoals de longen, lever, alvleesklier, dikke darm, schildklier of borstklieren. In embryonale termen zijn deze organen afgeleid van het endoderm of van het oud mesoderm (zie Derde biologische wet).
Bij langdurige conflictactiviteit vormt de continue celvermeerdering een tumor of kanker. Kanker die ontstaat in klierweefsel, zoals de borstklieren, alsook tumoren met een uitscheidingskwaliteit (zie organen van het spijsverteringskanaal) worden adenocarcinomen genoemd. Omdat de extra cellen (de “kankercellen”) evenredig vermeerderen aan de mate van conflictactiviteit, hebben ze het vermogen om zich zeer snel te delen (ze verschillen in genetisch opzicht ook van de oorspronkelijke cellen). De conventionele geneeskunde beschouwt de snelle mitose of celdeling ten onrechte als “abnormaal” en als “cellen die ontsporen”. Als de snelheid van de celdeling een bepaalde limiet overschrijdt wordt de tumor geïnterpreteerd als “kwaadaardig” (op basis van een academische consensus!). De ontdekkingen van Dr. Hamer zetten dit paradigma volledig op zijn kop door aan te tonen dat “ziekten” zoals kanker niet, zoals aangenomen, storingen van een organisme zijn, maar in plaats daarvan zinvolle, bio-logische speciaalprogramma’s van de natuur zijn, in de miljoenen jaren van evolutie zo ontworpen om een individu te ondersteunen tijdens onverwachte nood. Zijn onderzoek levert het wetenschappelijke bewijs dat de actieve kankercellen in werkelijkheid gespecialiseerde cellen zijn, die extra bijdragen aan de functie van een orgaan, om het organisme te helpen in het geval van een biologische noodsituatie. Bij longkanker verhogen de extra cellen bijvoorbeeld het vermogen van de longen in reactie op een doodsangstconflict, door meer zuurstof op te kunnen nemen, bij darmkanker verhogen ze de productie van spijsverteringssappen om beter in staat te zijn om een onverteerbaar brokconflict op te lossen en bij borstkanker stellen de extra melkproducerende cellen een vrouw in staat om meer melk te verstrekken aan een ziek kind, in het geval van een nest-zorg conflict. In het licht van de Vijf Biologische Wetten en het daaruit voortvloeiende nieuwe begrip van “ziekten”, wordt het onderscheid tussen “kwaadaardig” en “goedaardig” daarmee volledig zinloos.
Als minder weefsel nodig is om een conflictoplossing mogelijk te maken, reageert het orgaan of weefsel met celverlies. Dit proces is van toepassing op alle organen en weefsels die worden aangestuurd vanuit het hersenmerg en de hersenschors, zoals de botten en gewrichten, eierstokken, testikels, kransslagaderen, kransaderen, baarmoederhals, bronchiaal slijmvlies, strottenhoofdslijmvlies en de opperhuid. In embryonale termen zijn deze organen afgeleid van het nieuw mesoderm of van het ectoderm (zie Derde Biologische wet).
Opmerking
De skeletspieren, de eilandcellen van de alvleesklier (α-eilandcellen en β-eilandcellen), het binnenoor (cochlea en vestibulair orgaan), het netvlies, het glasachtig lichaam van de ogen en de reukzenuwen behoren tot de groep organen die reageren op het gerelateerde conflict met functioneel verlies of hyperfunctioneren (periostale zenuwen en thalamus).
HANGEND CONFLICT
Velen van ons leven met “hangende conflicten”, met weinig of geen symptomen, aangezien de symptomen in de conflictactieve fase zeldzaam zijn. Blijvende intense conflictactiviteit doet echter het lichaam qua energie ‘leeglopen’, wat tot de dood kan leiden. Toch kan een persoon nooit aan kanker sterven! Degenen die de conflictactieve fase niet kunnen doorleven, die hun conflict dus niet kunnen oplossen, sterven als gevolg van energieverlies, gewichtsverlies, slaapgebrek en vooral vanwege de angst voor de “ziekte”, met name de angst voor kanker. Met een negatieve prognose (“U heeft nog slechts zes maanden te leven!”), “metastase-angst” (“De kanker spreidt zich uit!”) en zeer toxische chemobehandelingen, die vergezeld gaan met emotionele en mentale stress hebben kankerpatiënten maar weinig kans om te overleven. Uitgeput en uitgewoond kwijnen ze weg en sterven uiteindelijk aan cachexie.
In GNM hanteren we de volgende aanpak: als een intens conflict op dat moment niet kan worden opgelost, wordt het doel het conflict te downgraden door gedeeltelijke conflictresoluties, conflictoplossingen, te vinden. Het downgraden van een conflict vertraagt de celvermeerdering in het corresponderende orgaan en vermindert daardoor de grootte van een tumor die zich ontwikkelt tijdens de conflictactieve fase. We kunnen leven met een hangend conflict en met kanker op hoge leeftijd (voor geruststelling of een beter gemoed is een operatie een optie).
Opgelet
Onder bepaalde omstandigheden is het beter een conflict NIET op te lossen, teneinde een gevaarlijke genezingscrisis te voorkomen. Kennis van de GNM is essentieel voor het beoordelen van de situatie.
In GNM hanteren we de volgende aanpak: als een intens conflict op dat moment niet kan worden opgelost, wordt het doel het conflict te downgraden door gedeeltelijke conflictresoluties, conflictoplossingen, te vinden. Het downgraden van een conflict vertraagt de celvermeerdering in het corresponderende orgaan en vermindert daardoor de grootte van een tumor die zich ontwikkelt tijdens de conflictactieve fase. We kunnen leven met een hangend conflict en met kanker op hoge leeftijd (voor geruststelling of een beter gemoed is een operatie een optie).
OPLOSSING VAN HET CONFLICT (CL = Conflictolyse)
De oplossing van het conflict is het keerpunt in het Biologische Speciaalprogramma. Conflicten ontstaan altijd door levensomstandigheden, bijvoorbeeld veroorzaakt door problemen met een echtgenoot (scheidingsconflicten), de dood van een geliefde (verliesconflicten), problemen op het werk of op school (territoriumconflicten, eigenwaarde-inbreuk conflicten), financiële moeilijkheden (verhongeringsconflict, brokconflicten), zorgen over een familielid (nest-zorg conflicten), of bezorgdheid over zichzelf (existentieconflicten, doodsangstconflicten). Te proberen om een praktische oplossing te vinden is het beste, omdat dit het meest duurzaam is. Met het verlies van een werkplek kan bijvoorbeeld beter worden omgegaan door het oppakken van een oude hobby; een voortdurend “territoriumergernis-conflict” met een buurman kan worden opgelost door middel van een verhuizing. Soms lossen conflicten zichzelf op, bijvoorbeeld wanneer de levensomstandigheden veranderen of wanneer andere zaken de prioriteit krijgen. Op spiritueel niveau zijn conflicten waarmee we worden geconfronteerd een uitnodiging om onze houding te heroverwegen, woede los te laten, de situatie vanuit een ander perspectief te bezien, het grotere geheel te zien, de positie van de betrokken mensen te begrijpen en vergeving en liefdevolle vriendelijkheid te ‘beoefenen’ als de ware bron van genezing. Vanuit een hoger gezichtspunt draagt het praktiseren van de GNM in ons dagelijks leven aanzienlijk bij aan onze persoonlijke groei en ontwikkeling. Het is niet voor niets dat de Spanjaarden de Germaanse Nieuwe Geneeskunde La Medicina Sagrada oftewel De Heilige Geneeskunde noemen.
Het leren kennen van GNM stelt ons niet alleen in staat om ons bewust te worden van onze individuele conflicten als de oorzaak van een kwaal, het plaatst ons ook in de gelukkige positie om de genezingssymptomen welkom te heten – vrij van angst -.
DE HELINGSFASE (PCL = post-conflictolyse)
Bij de oplossing van het conflict schakelt het autonome zenuwstelsel over naar een verlengde vagotonie en een langdurige rusttoestand met vermoeidheid, maar met een goede eetlust. Rust en de wens om te eten geven het organisme de energie die nodig is voor de genezing. Als de helingsfase intens is, kan de vermoeidheid zo overweldigend zijn dat men nauwelijks uit bed kan komen. De behoefte aan slaap is bijzonder sterk gedurende de dag (in de conventionele geneeskunde wordt aanhoudende vermoeidheid gediagnosticeerd als “chronisch vermoeidheidssyndroom”). Begeleidende symptomen zijn een langzame pols en een lage bloeddruk. Tijdens vagotonie verwijden de bloedvaten en veroorzaken daarmee warme handen en een warme huid. Daarom noemen we de helingsfase ook de WARME fase.
De PSYCHE is in een staat van opluchting.
EERSTE DEEL VAN DE HELINGSFASE (PCL-A)
ORGAANNIVEAU: Tijdens de helingsfase wordt het betroffen orgaan hersteld, tot het weer terugkeert tot zijn normale functie.
Tumoren die zich in de conflictactieve fase ontwikkelen, zoals een longtumor, dikke darmtumor, levertumor, prostaattumor of een tumor in de borstklieren, stoppen onmiddellijk met groeien en de extra cellen die niet langer nodig zijn worden afgebroken met behulp van microben (vierde biologische wet). Dit geldt voor alle organen die aangestuurd worden vanuit de hersenstam en de kleine hersenen.
Omgekeerd wordt weefselnecrose (verlies van cellen), bijvoorbeeld in de baarmoederhals, de eierstokken, testikels, baarmoederhals, bronchiaal slijmvlies, melkgangen of galwegen weer aangevuld met nieuwe cellen (in de conventionele geneeskunde worden de nieuwe cellen ten onrechte als “kankercellen” beschouwd). Dit is van toepassing op alle organen en weefsels die worden aangestuurd vanuit het hersenmerg en de hersenschors.
In PCL-A (exsudatieve fase) vormt zich op de locatie een oedeem om het gebied dat op dat moment in genezing is te beschermen. Met waterretentie als gevolg van een actief alleen-achtergelaten-worden conflict of existentieconflict (zie SYNDROOM) wordt het vastgehouden vocht overmatig opgeslagen in het genezingsgebied, wat de zwelling vergroot. Andere tekenen van genezing zijn koorts en ontsteking als gevolg van een verhoogde bloedtoevoer in het genezende weefsel, pus om de afvalproducten van het celverwijderingsproces uit te drijven, jeuk bij epitheelweefsel zoals de huid en nachtelijk zweten wanneer schimmels en TBC-bacteriën betrokken zijn. De zwelling en ontsteking kunnen aanzienlijke pijn veroorzaken. De ernst van de genezingssymptomen wordt bepaald door de intensiteit van de voorafgaande conflictactieve fase.
Opgelet
Complicaties komen niet voort uit hoge koorts maar vanwege een groot hersenoedeem.
Veel van deze symptomen (pus, ontsteking, zwelling, pijn) komen voor wanneer een wond geneest. De genezing van kanker is precies hetzelfde.
HERSENNIVEAU: De impact van het conflict in de hersenen (DHS) veroorzaakt een lichte beschadiging van de neuronen binnen dat specifieke hersenrelais. Parallel aan de genezing van de psyche en het orgaan ondergaan ook de aangetaste zenuwcellen een herstelproces. Net als op orgaanniveau worden tijdens het eerste deel van de helingsfase (PCL-A) water en sereuze vloeistof naar het gebied geleid, waardoor er een hersenoedeem ontstaat om het hersenweefsel in die fase te beschermen. De mate van het oedeem wordt bepaald door de intensiteit van het voorafgegane conflict en de grootte van de Hamerse Haard die op het moment van het DHS ontstond.
In PCL-A dompelen de scherpe, concentrische ringen (zie conflictactieve fase) zich onder in het oedeem en presenteert de HH zich op een CT-scan als donker (hypodense) – vergelijk met PCL-B. Waterretentie door het SYNDROOM verhoogt de omvang van het oedeem aanzienlijk. In de conventionele geneeskunde kan een groeiend hersenoedeem ten onrechte worden gediagnosticeerd als een “hersentumor”.
Deze CT toont een hersenoedeem in het controlecentrum van de longblaasjes, waaruit blijkt dat een doodsangstconflict is opgelost. De meeste doodsangstconflicten worden veroorzaakt door de shock van de kankerdiagnose.
Het is de zwelling van het hersenoedeem die de cerebrale genezingssymptomen veroorzaakt, zoals duizeligheid en hoofdpijn. Hoofdpijn die optreedt tijdens PCL-A fase is een doffe, drukkende hoofdpijn. Scherpe, stekende hoofdpijn daarentegen komt voor na de Epileptoïde Crisis (in PCL-B). Zodra het hersenoedeem is verdreven wordt het mechanische ‘trekken aan de hersenvliezen’ gevoeld als een scherpe pijn. Migraine-hoofdpijn begint in de helingsfase en is het meest intens tijdens de Epileptoïde Crisis (met recht werd migraine ooit “kleine epilepsie” genoemd). Migraine heeft voornamelijk betrekking op de pre-motorisch sensorische cortex. Conflicten die verband houden met migraine zijn bijvoorbeeld machteloos-conflicten, frontaalangst-conflicten, orale conflicten, stinkconflicten of bijtconflicten. Meestal was de conflictactieve fase kort maar intens. Terugkerende migraine-aanvallen worden veroorzaakt door conflictrecidieven (“zondag-migraine” wordt geactiveerd door een “zondag-spoor”).
Opgelet
Om het oedeem te verkleinen is het handig om een ijspak op het hoofd te leggen of koude douches te nemen (stekende hoofdpijn reageert niet op ijspakkingen omdat er geen oedeem meer in de hersenen is). In bed is het aan te bevelen om het hoofd wat hoger te leggen om zo de hersendruk te verminderen. De vloeistofinname moet tot een minimum worden beperkt om de zwelling niet te vergroten. Absoluut te vermijden zijn direct zonlicht op het hoofd, saunabezoeken en warme baden.
Over het algemeen is het hersenoedeem niets om je zorgen over te maken. Echter een grote zwelling, meestal veroorzaakt door waterretentie (SYNDROOM), kan de druk zo verhogen dat een persoon in coma raakt en sterft. Hetzelfde risico bestaat bij meerdere hersenoedemen. Plotselinge kindersterfte (SIDS of “wiegendood”) treedt op als gevolg van grote zwellingen in de hersenen.
DE EPILEPTOÏDE CRISIS
DE EPILEPTOÏDE CRISIS treedt op tijdens het hoogtepunt van de helingsfase en vindt gelijktijdig plaats op alle drie niveaus. Aan het begin van de crisis wordt het gehele organisme uit de vagotonische toestand getrokken en bevindt het individu zich kortstondig in een conflictactieve toestand van stress. De reactivering van het conflict genereert rusteloosheid, misselijkheid, verhoogde bloeddruk, een verhoogde pols, koud zweet en rillingen. Het biologische doel van deze sympathicotone fase is om het oedeem uit te drijven dat zich zowel in het orgaan als in het correlerende hersenrelais ontwikkelde (in PCL-A); het verdrijven van het hersenoedeem is vooral van vitaal belang omdat het de hersendruk verlicht. De Epileptoïde Crisis wordt gevolgd door een urinefase, waarbij het lichaam de overtollige vloeistoffen verwijdert. Als het oedeem niet volledig kan worden uitgedreven vanwege het SYNDROOM (waterretentie) of als gevolg van conflictrecidieven blijft het resterende oedeem aanwezig totdat het Biologische Speciaalprogramma is voltooid.
Het exacte type Epileptoïde Crisis wordt bepaald door de aard van het conflict, welk orgaan betroffen is en welk deel van de hersenen daar bij hoort. Wanneer een hersenoedeem zich in de motorische cortex bevindt manifesteert de crisis zich als ritmische convulsies (zie epileptische aanval), spierkrampen of spasmen; in de sensorische of post-sensorische cortex genereert het duizeligheid, korte bewustzijnsstoornissen of, bij een intens conflict, een volledig verlies van bewustzijn (“absence”) als gevolg van de daling van de bloedsuikerspiegel. Sommige Epileptoïde Crises kunnen gevaarlijk zijn, vooral wanneer de conflictactieve fase lang en intens was. Dit is bijvoorbeeld van toepassing op hartaanvallen of beroertes. De Epileptoïde Crisis is een belangrijk biologisch keerpunt in de helingsfase. Dr. Hamer raadt dan ook ten zeerste af om gedurende deze fase krampstillende of kalmerende medicijnen in te nemen om deze uiterst kritieke gebeurtenis niet te onderbreken. Sedatieve medicijnen die op dat moment worden toegediend kunnen ervoor zorgen dat een persoon in coma raakt.
Opgelet
Conflictrecidieven rond de tijd van de Epileptoïde Crisis verergeren de symptomen! Daarom is het van het grootste belang om het conflict niet op te lossen tijdens de resolutiefase, omdat dit ‘de vinger op de wond legt’, om de woorden van Dr. Hamer te gebruiken. Het ‘oplossen van conflicten’ terwijl een persoon al in heling is – zoals het wordt beoefend door bepaalde ‘alternatieve therapieën’ – verhoogt het risico op ernstige complicaties voor een cliënt. Hetzelfde geldt voor psychologische therapieën. Dr. Hamer: “De arts moet de psyche begrijpen; de psycholoog moet de geneeskunde begrijpen.’
De Epileptoïde Crisis komt meestal voor tijdens perioden van rust (weekends, vrije dagen, vakantie), in de vroege ochtenduren of tijdens de slaap wanneer het organisme zich in diepe vagotonie bevindt. De omvang van de Epileptoïde Crisis wordt bepaald door de zwaarte van de conflictactieve fase. Daarom is de genezingscrisis meestal volledig ongevaarlijk en alleen zichtbaar of merkbaar, bijvoorbeeld, als hoestbuien, diarree-aanvallen, neusbloedingen, of als “de koude dagen” (koude rillingen) en nervositeit.
Het doormaken van de Epileptoïde Crisis is als ‘een blad omslaan. Het organisme gaat op dat moment het tweede gedeelte van de helingsfase of PCL-B (littekenfase) in. Littekenvorming vindt voornamelijk plaats door de productie van collageen, vervaardigd door gespecialiseerde cellen, fibroblasten genoemd, die zich bevinden in het bindweefsel rond het genezingsgebied. Tegen het einde van het Biologische Speciaalprogramma wordt de originele functie van het orgaan hersteld en keert het dag-nachtritme terug naar normotonie.
HERSENNIVEAU: Nadat het hersenoedeem is uitgedreven vermeerderen zich ter plaatse gliacellen om het genezingsproces op hersenniveau te voltooien. Neuroglia (“glia” komt van het Latijnse woord voor “lijm”) is hersenbindweefsel dat neuronen omhult en ondersteunt. Slechts 10% van de hersenen bestaat uit zenuwcellen; 90% bestaat uit gliacellen, wat hun belang aangeeft. Een belangrijk onderscheid tussen de twee soorten hersencellen is dat neuronen niet delen door mitose, terwijl gliacellen het vermogen hebben zich te vermenigvuldigen. Net als de rol van bindweefsel bij wondgenezing is de functie van neuroglia om hersenbeschadigingen te herstellen, bijvoorbeeld na een hersenbeschadiging of een hersenoperatie. Gliacellen helpen ook om het gebied in de hersenen te herstellen dat de impact van een DHS te verwerken heeft gekregen. Zowel intense conflictactiviteit als het hersenoedeem (in PCL-A) rekken de synapsen (plaats waar de zenuwcellen met elkaar in contact staan) op, waardoor de isolatie rond de neuronen op de proef wordt gesteld. Tijdens de helingsfase beschermen gliacellen de neurale omhulling, door een extra isolerende laag te vormen. Dit reparatiewerk is cruciaal om de functie van het orgaan te herstellen, die wordt aangestuurd vanuit dat specifieke hersenrelais.
Op een hersenstam toont de vermeerdering van gliacellen zich als wit (hyperdensiteit) – vergelijk met PCL-A. In deze afbeelding zien we een glia-ring in het controlecentrum van de kransslagaderen, wat aangeeft dat het gerelateerde territoriumverlies-conflict is opgelost. De CT werd genomen kort nadat de persoon de verwachte hartaanval had gehad (Epileptoïde Crisis).
OPMERKING: Neuroglia herstellen het hersenrelais vanuit de periferie! Dit is duidelijk in tegenspraak met de gevestigde theorie dat een kanker, inclusief een “hersentumor”, groeit door voortdurende celdeling die leidt tot de vorming van een tumor.
Deze hersenscan illustreert een gevorderde helingsfase met een opeenhoping van neuroglia in het gebied van de hersenen dat de baarmoederhals aanstuurt, gerelateerd aan een seksueel conflict (tegelijkertijd ondergaat een baarmoederhalskanker een genezingsproces op orgaanniveau). Vanwege de hoge cellulaire dichtheid classificeert de conventionele geneeskunde de glia-opbouw als een “hooggradig glioom” met een slechte prognose.
Nadat de genezing is voltooid verschijnt het littekenweefsel in het getroffen hersenrelais op een CT-scan als een verbleekt gebied, hier te zien in het deel van de hersenen dat de hypofyse aanstuurt.
In de conventionele geneeskunde wordt ten onrechte aangenomen dat de natuurlijke opbouw van neuroglia een “hersentumor” is, genaamd “glioom”, “glioblastoom” of “astrocytoom” (verwijzend naar de stervormige vorm van gliacellen). De classificatie van hersentumoren (graad 1 tot 4) is gebaseerd op de dichtheid van gliacellen; graad 4 wordt beschouwd als de “meest agressieve vorm” met de neiging om zich te “verspreiden door de hersenen”. Als er meer dan één “tumor” wordt gevonden in de hersenen luidt de diagnose: “meerdere hersenmetastasen” (die meestal direct een nieuwe DHS triggeren!).
Dr. Hamer heeft al in het begin van de jaren ‘80 aangetoond dat zogenaamde hersentumoren geen kanker zijn, maar een aanwijzing dat er een natuurlijk genezingsproces plaatsvindt in de hersenen, parallel aan de genezing van het corresponderende orgaan (symptomen in het gerelateerde orgaan worden mogelijk niet opgemerkt, in het bijzonder als er geen waterretentie is die de zwelling zou verhogen en pijn zou veroorzaken). In termen van de GNM zijn een hersenoedeem en een “hersentumor” een Hamerse Haard in verschillende fasen van een Biologisch Speciaalprogramma.
Opmerking
Volgens de uitzaaiingstheorie komen ”uitgezaaide hersentumoren” voort uit kankercellen (borstkanker, prostaatkanker, darmkanker, longkanker, enz.) die zogenaamd via de bloedbaan naar de hersenen reizen. Vreemd genoeg gaat dit medische dogma volledig voorbij aan de bloed-hersenbarrière die wordt gevormd door dezélfde gliacellen die zich ook tot een ‘hersentumor’ kunnen ontwikkelen. Het is een bekend feit dat de bloed-hersenbarrière de doorgang van “schadelijke stoffen” uit het circulerende bloed in de hersenen beperkt. Je zou verwachten dat kankercellen hierbij horen! De huidige medische theorie is dat metastaserende cellen van dezelfde soort zijn als die in de oorspronkelijke tumor. Op basis van deze bewering moeten kankercellen die afkomstig zijn van de borst, dikke darm, prostaat, enzovoort, daarom in de hersenen worden gevonden. Daar is geen bewijs van! Een ander punt dat nog steeds ter discussie staat, is: waarom hersentumoren nooit “uitzaaien” naar het lichaam?
De chirurgische verwijdering van een tumor stopt het genezingsproces niet. Dit is de reden waarom “hersentumoren” terugkomen, tenzij de verminkingsoperatie tot ver in het gezonde weefsel is uitgevoerd. Na de excisie (uitsnijding) vormt de chirurgische holte een cyste die overmatig opgepompt wordt door het omliggende oedeem. Maatregelen zoals het inbrengen van een shunt (kunstmatige overloop) in de hersenen om de extra vloeistof af te tappen, belasten de hersenen additioneel.
Een hersencyste vormt zich ook wanneer de helingsfase herhaaldelijk wordt onderbroken door conflictrecidieven. Door de constante omschakeling tussen conflictactiviteit en heling krimpt het hersenoedeem en breidt het zich weer uit. Door dit “accordeoneffect” wordt het hersenweefsel stijf en inflexibel. Op een bepaald moment breekt het weefsel en er vormt zich een met vloeistof gevulde cyste. Het scheuren kan een hersenbloeding veroorzaken (ten onrechte wordt aangenomen dat dit wordt veroorzaakt door een beroerte). Chemokuren hebben hetzelfde effect. Bij elke chemokuur komt het genezingsproces abrupt tot stilstand en wordt het hersenoedeem kleiner; na de behandelingen hervat de genezing zich en begint het oedeem weer te groeien. Stralingsbehandelingen brengen ook de genezing in gevaar. Hersenweefsel dat is bestraald verliest de elasticiteit die nodig is wanneer nieuwe hersenoedemen zich vormen in de loop van toekomstige helingsfasen.
Een hersencyste is een soort holle bolstructuur, gevuld met vloeistof (vergelijk met hersenoedeem). Op een hersenscan lijkt de cyste daarom donker. De glia-ring (wit) aan de binnenkant van de cyste dient als een ondersteunende laag. Vanwege de aanwezigheid van glia kan een hersencyste verkeerd worden gediagnosticeerd als een “hersentumor”.
Deze CT laat een hersencyste in het gebied van de hersenen zien dat de linkerschouder aanstuurt, gekoppeld aan een partnergerelateerd eigenwaarde-inbreukconflict, omdat de persoon linkshandig is. Frequente conflictrecidieven leiden tot de breuk van het hersenweefsel met bloeding en de vorming van een cyste. Bij waterretentie door het SYNDROOM ‘zweet’ de vloeistof door de cyste (zie witte pijlen). Dr. Hamer: “Het medische beeld ziet er veel slechter uit dan het in werkelijkheid is.” Nadat de vloeistof is opgenomen wordt de cyste hard en kapselt deze in.
Wat binnen de conventionele geneeskunde ”hersenatrofie” wordt genoemd wordt in feite veroorzaakt door herhaalde littekenvorming als gevolg van voortdurende conflictrecidieven. Na verloop van tijd krimpt het aangetaste hersenrelais en wordt de lege ruimte gevuld met hersenvocht, zichtbaar op een hersenscan als donker (zie rode pijlen).
Deze hersen-CT toont de ophoping van hersenvocht in de hersenschors, precies in het gebied dat de schildkliergangen en kieuwbooggangen aanstuurt, met als biologische conflictthema’s een machteloos-conflict en een frontaalangst-conflict.
HANGENDE GENEZING
Wanneer wij een DHS ervaren verkeert onze geest in een staat van hoogste paraatheid. Ons onderbewustzijn pikt alle signalen op die verband houden met de conflictsituatie. In GNM noemen we deze indrukken, die worden ingesteld tijdens een DHS, een conflictspoor (met betrekking het spoor waar een trein op rijdt). Sporen zijn bijvoorbeeld de locatie waar het conflict plaatsvond, een betrokken persoon of huisdier, de smaak van bepaald voedsel, specifieke geluiden, de weersomstandigheden, een bepaalde geur (parfum, bloemen), bepaalde woorden, een stem, een gebaar, enzovoort. Een bepaalde emotie kan ook een spoor zijn. Gevoelens van angst of stress kunnen zelf een spoor worden. Andere sporen die in het biologische geheugen worden opgeslagen zijn subtieler; zoals bijvoorbeeld een voedselingrediënt of bepaald stuifmeel. Het biologische doel van de sporen is om te functioneren als waarschuwingssignaal, om te voorkomen dat hetzelfde conflict een tweede keer wordt ervaren. In het wild zijn deze alarmsignalen van levensbelang om te overleven.
Een Biologisch Speciaalprogramma draait op sporen die werden ingesteld op het moment van het DHS.
Als we ons in de helingsfase bevinden en plotseling op een spoor trappen, hetzij door direct contact of door associatie, wordt het oorspronkelijke conflict onmiddellijk opnieuw geactiveerd. Elke terugval in het conflict onderbreekt en verlengt daarmee het genezingsproces – zowel in het correlerende orgaan als in het bijbehorende hersenrelais – wat leidt tot een chronische aandoening. Aanhoudende huidaandoeningen (dermatitis, psoriasis), artritis, de ziekte van Crohn, Parkinson, “chronisch vermoeidheidssyndroom” (langdurige vagotonie) of een constante lage bloeddruk zijn voorbeelden van een hangende genezing. Net als bij een wond die geneest, die echter steeds opnieuw wordt opengekrabd, herstelt een betroffen orgaan bij terugvallen in het conflict ook slechts zeer langzaam. Daarom moeten we proberen om een conflict zo snel mogelijk op te lossen.
Opmerking
Als je constant op een conflictspoor trapt ontstaat een hangend conflict.
Er moet ook rekening worden gehouden met een spoor wanneer we te maken hebben met terugkerende aandoeningen zoals terugkerende verkoudheid, huiduitslag, diarree, aambeien, “infecties” of terugkerende tumoren. Terugkerende symptomen (episodische symptomen) zijn altijd een teken dat bepaalde sporen, die verband houden met een bepaald conflict, nog steeds van belang zijn, hoewel de helingsfase al is voltooid. In dit geval leidt het trappen op een spoor tot een snelle herhaling van het Biologische Speciaalprogramma, met de conflictgerelateerde helingssymptomen, waaronder de symptomen van de Epileptoïde Crisis (hoestaanvallen, astma-aanval, migraine-aanval). Op basis van GNM zijn zogenaamde ”allergieën” daarom altijd manifestaties van sporen.
Opmerking
Een terugkerende aandoening doet zich ook voor nadat een nieuw conflict van dezelfde soort is opgelost, bijvoorbeeld een terugkerende ziekte van Crohn, veroorzaakt door een nieuw onverteerbaar brokconflict.
”Uitbreidende sporen” worden gecreëerd wanneer een nieuwe situatie wordt ‘gekoppeld’ aan een spoor dat werd ingesteld toen het oorspronkelijke conflict voor de eerste keer plaatsvond. Een voorbeeld: een jongen beleeft een angstaanjagende ervaring met de hond van de buren en lijdt een territoriumangst-conflict, die hem in een astmatische constellatie brengt (zie bronchiale astma). Op voorwaarde dat het conflict niet wordt opgelost zal het kind nu “allergisch voor die hond” zijn (of voor een soortgelijke hond) met “honden” als trigger voor een astma-aanval. Nemen we het scenario dat de jongen op een dag buiten in de tuin zit en een pinda-koekje eet. Als hij op dat moment de hond van de buurman (het spoor) ziet, wordt de smaak van pinda’s ook geassocieerd met het hondenspoor en zal deze onmiddellijk worden toegevoegd als een spoor, wat resulteert in een “allergie voor pinda’s” met astma-symptomen. Als de vader van het kind aan het verven is terwijl het kind opnieuw de hond tegenkomt zal het kind vanaf nu ook “allergisch” zijn voor die specifieke chemische verfdamp. Op deze manier worden in de loop van de tijd steeds meer sporen toegevoegd aan het DHS en daarmee geprogrammeerd in het conflict-gerelateerde hersenrelais; in dit geval in het bronchiale spierenrelais (bekijk het GNM-diagram).
In GNM-termen zijn zogenaamde “allergenen” (huidschilfers van huisdieren, pollen, voedsel) belangrijke waarschuwingssignalen. In tegenstelling tot de standaardtheorie bestrijden antilichamen niet, zoals verondersteld, het allergeen (gebaseerd op ‘het idee’ van een “immuunsysteem”), maar stellen ze het organisme in een staat van paraatheid door het conflict opnieuw te activeren. Witte bloedcellen beginnen “antilichamen” (een verkeerde benaming!) te produceren zodra het DHS optreedt. Hun enige doel is echter om een alarm af te laten gaan (de orgaan-gerelateerde symptomen) in het geval van een ‘confrontatie’ met het conflictspoor. Dit is de reden waarom een allergietest “positief” is als het toegepaste antigeen, bijvoorbeeld een bepaald voedsel, toevallig een spoor is.
GNM is in staat om uit te leggen waarom een en hetzelfde allergeen, bijvoorbeeld een melkallergie, bij verschillende mensen verschillende symptomen veroorzaakt. Het is het werkelijke allergiesymptoom (loopneus, rode en jeukende ogen, hoesten, diarree of huiduitslag) die de aard van het oorspronkelijke conflict onthult. Daarom zijn we niet allergisch voor specifieke voedingsmiddelen, schoonmaakmiddelen, cosmetica, metalen (sieraden gemaakt van goud of zilver), schimmels of huisstofmijt, maar eerder voor wat we ermee associëren! We kunnen daarom ook “allergisch” zijn voor een bepaalde persoon, een specifieke locatie of een bepaald muziekstuk.
In de praktische toepassing van de GNM is het identificeren van de sporen van het grootste belang, want alleen dan zal een allergie stoppen. Erkennen dat het conflict is opgelost en beseffen dat de sporen niet langer een “gevaar” zijn en dat de uitgebreide sporen ook niet relevant zijn bieden de ultieme kans om de genezing van chronische aandoeningen te voltooien, omdat het DHS het cruciale punt is in de oorzaak van de symptomen.
Opmerking
Als u over het DHS praat kunt u de ‘conflictwond’ opnieuw openen. Een goede GNM-therapeut zal daarom voorzichtig zijn in het kiezen van zijn / haar woorden.