Parkinson (ziekte van)
De ziekte van Parkinson is het gevolg van een:
Parkinson, met tremoren in één hand of in beide handen, ontstaat in een motorisch conflict dat geassocieerd werd met de hand (en). De bevingen kunnen ook optreden in de nek of in slechts één arm of been, afhankelijk van de aard van het motorische conflict. De typische spierstijfheid en de vertraagde bewegingen (bradykinesie) zijn symptomen van een verlengde genezingsfase, terwijl de bevingen optreden tijdens de epileptoïde-crisis. Permanente trillingen, bijvoorbeeld in de handen, zijn een teken van een voortdurende genezingscrisis als gevolg van voortdurende motorische conflicten van ‘het niet in staat zijn om de handen goed te gebruiken’. Met andere woorden, de beving zelf is een spoor dat leidt tot de chronische aandoening. De conventionele geneeskunde beschouwt Parkinson als een “progressieve neurodegeneratieve hersenstoornis” (een gebrek aan dopamine wordt verantwoordelijk gesteld voor het begin van de ziekte). Net als bij MS en ALS is de échte reden van de degeneratie, oftewel de achteruitgang, de negatieve prognose en de angst om op korte termijn volledig uitgeschakeld te raken, wat leidt tot additionele motorische conflicten en een dientengevolge verslechtering van de symptomen. Spraakproblemen en stemveranderingen worden veroorzaakt door schrik-angst conflicten.
Conflictactieve fase:
Psyche: Besef dat men is getroffen door iets wat men niet kan ontwijken, iets waaraan niet valt te ontkomen, uitzichtloze situatie. “Lamgeslagen” zijn.
Lichaam: Toenemende motorische verlamming, verlies van spierkracht. Niet pijnlijk.
Genezingsfase:
Psyche: Niet langer het gevoel of besef door iets te zijn getroffen waaraan niet valt te ontkomen.
Lichaam: Aanvankelijk schijnbare verslechtering, daarna herstel van spierfunctie.
Epileptoïde Crisis:
Altijd epileptische krampaanval.
Verband tussen het conflict en locatie in het lichaam:
Armen, handen: niet kunnen vasthouden of niet kunnen afweren.
Schouder, rugspieren: niet kunnen ontwijken.
Benen: niet kunnen meekomen, niet kunnen ontkomen, vastzitten.
Bij de ziekte van Parkinson is er sprake van een hangende heling (voortdurende afwisseling van conflict-actieve fase naar genezings-fase.)